De familie van Burg(ht)

Op zoek naar het begin

Burgh
Burgh is gelegen op een kreekrug in het westelijke deel van Schouwen-Duivenland. Een hoger in het landschap gelegen gebied, dus een veilige plaats voor bebouwing. Het dorp kent een rijke historie. Denk alleen maar aan de Karolingische burcht die zo rond de eerste helft van de tiende eeuw (±940) gebouwd moet zijn. Dat betekent dat er toen al mensen gewoond hebben die op zoek waren naar bescherming. Twee muntvondsten in de duinen, een penning uit de tijd van Lodewijk de Vrome (822-840) en een penning uit de tijd van Hendrik I (919-936) bevestigen dat er rond die tijd economische activiteiten gaande waren


Ruim een eeuw daarna (± 1100) heeft er net buiten deze burcht een kerkje gestaan, bijna op dezelfde plaats waar nu de dorpskerk staat. En een klooster, Leliëndaele, waarnaar de Leliëndaleweg verwijst. Bouwwerken die alleen door samenwerking kunnen ontstaan. Vanuit een gemeenschappelijk besef dat religie, zingeving en onderlinge ontmoeting belangrijke elementen zijn voor een samenleving.


Een eerste vermelding van de plaatsnaam vinden we in 1229. Een zekere Costijn van Zierikzee krijgt van graaf Floris IV de ‘haimanne ende dunen van den westendeel van Scouden uutghenomen Burch ende Haemstede’ in leen. Costijn verwierf ook andere rechten op westelijk Schouwen en noemde zich Costijn van Renesse. Zijn kleinzoon Jan van Renesse werd wegens zijn rol in de strijd om de macht in Zeeland ten tijde van de regering van de minderjarige graaf Jan I tussen 1296 en 1299 uit zijn bezittingen ontzet. In 1299 beleende graaf Jan I zijn halfbroer Witte met de heerlijkheid Haamstede. In 1313 werd het leen beschreven. Het omvatte naast Haamstede en omgeving ook Westland met het dorp 'Nyerhaven' (Westenschouwen), Burgh, Koudekerke, Zuid- en Noordwelle, Ellemeet en Elkerzee. Dus een groot deel van westelijk Schouwen. In die tijd noemde Witte zich 'Heer van Haemstede en Van den Duijnen in Schouwen'.


Het water, de wind, het zand en ingrijpen van de mens heeft er voor gezorgd dat het landschap van Schouwen voortdurend aan verandering onderhevig is geweest. De loop van het water is beïnvloed, dijken werden aangelegd, polders vielen droog en Zuidland, een vier kilometer brede strook in het Schouwse polderland met minstens vijftien dorpen en buurtschappen aan de noordzijde van de huidige Oosterschelde, werd door het water overspoeld. Westerschouwen, vroeger een belangrijke havenstad, spoelde weg en de kreek de Schelveringhe tussen Haamstede en Burgh verzandde.


Rond de stormvloed van november 1530 is er opnieuw berichtgeving over Burgh. Naar aanleiding van deze stormvloed krijgt Gerard Mulert van keizer Karel V de opdracht om het eiland Schouwen rond te rijden en het gehele gebied met de dijken, sluizen en duinen te inspecteren. Op 7 december 1530 verlaat de inspectiecommissie de stad Zierikzee en gaat westwaarts langs de Schelde. Bij de ‘Schouwense dijk’ (Meeldijk) gekomen, rijden ze naar Burgh en vandaar naar Westenschouwen. De nacht werd vervolgens doorgebracht in het klooster Leliëndaele bij Burgh. De duinen langs het strand konden door de invallende duisternis niet meer geïnspecteerd worden, maar de commissie werd wel door anderen bijgepraat. Het bleek dat de duinen 'van buyten vergaen overmits de watere ende oick verstuyven, overmits dat zye onbepoet zijn'. In het proces-verbaal van Mulert staat dat de volgende dag, dus 8 december 1530, de tocht werd voortgezet tot Renesse en over de dijk aansluitend op de duinen richting Brouwershaven. Ook hier werd een gat in de dijk geconstateerd waardoor Renesse, Noordwelle en Elkerzee last hadden van het zoute water.

We gaan terug in de tijd tot ongeveer 1570, het jaar waarin voor het laatst gesproken word van de kapel 'Onze Vrouwe up Zee in den Duyne'. Die kapel was tot die tijd het doel van strafbedevaarten. In de laatst vermelde boete uit 1570 staat 'te bedevaart te gaene tot Onser Vrouwe op Zee, en daer van goet bescheyt te brengen'. Dit 'bescheyt' is een bewijsbrief met lakstempel die de bedevaartganger bij de schepenen moest inleveren.

Twee jaar na de laatste vermelding werd de kapel Onze Lieve Vrouwe op Zee door de Geuzen verwoest. In april 1572 lag de Geuzenvloot voor de kust van de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden. Na de inname van Den Brielle plegen zij een maand lang roofovervallen op Flakkee, Duiveland en Schouwen. Kerken werden geplunderd en dorpen gebrandschat. Op 17 april 1572 moest Onze Lieve Vrouwe op Zee eraan geloven. Bruynink van Wijngaerden, rentmeester van Zeeland beoosten Schelde, schrijft dat de 'piraten' met een boot geland waren bij de duinen en de kapel 'die zeer eentelick staet' hadden beroofd. In Haamstede werd dit vernomen en de klok geluid. Met een menigte werden de Geuzen achtervolgd. Hun boot was droog komen te liggen, maar ze vonden nog een ander scheepje en zijn 'metten rooff gesalveert'. Niet bekend is of de Geuzen ook het plaatsje Burgh hebben aangedaan en of mijn voorouders hier wat van hebben gemerkt.


Rond die tijd, om precies te zijn 1567 (of was het 1569) kreeg een zekere Jan Cornelisse in ‘eeuwige erfpacht’ een hofstede, gelegen achter kerk van Burgh. Was hij de eerste man, die de aanduiding ‘van Burg(h)(t)’ in een van zijn varianten kreeg toebedeeld? Het is niet met zekerheid vast te stellen, maar al met al is het redelijk dicht in de buurt van 1575. Het jaar waarin het concilie van Trente besloot dat de plaatselijke kerk de doop en trouw van haar leden vast ging leggen.


Het begin van de stamboom is moeilijk vast te stellen. Op basis van het patroniem Cornelisse, kun je vermoeden dat Jan een zoon was van Cornelis. Niet bekend is of deze Cornelis in die tijd de enige Cornelis op Burght was. Als dat wel het geval was dan waren er waarschijnlijk meer zonen. Zonen met het patronien Cornelisse waren Maarten en Adriaan. Beiden waren ‘Duynmeyer van Zuytduyne’ (Hof van Holland 3768) 17-11-1567. Hun beider voornamen komen later vaker voor. Maar of Cornelis en zijn zonen Maarten en Adriaan inderdaad familie van onze Jan Cornelisse zijn is een geheim dat tot nu toe verborgen blijft. Feit is wel dat de nazaten van Maarten en Adriaan niet de achternaam ‘van Burght’ zijn gaan dragen. En dat is toch de naam waarnaar ik op zoek ben.



I mogelijk Jan Cornelisse is geboren ±1540. Jan is overleden na 1575, minstens 35 jaar oud. Jan begon een relatie met een onbekend gebleven vrouw.


Kind van Jan en een onbekend gebleven vrouw:


1. Cornelis Jansz tot Burgh, geboren omstreeks 1560. Volgt II.


II mogelijk Cornelis Jansz tot Burgh is geboren ±1560, zoon van Jan Cornelisse (zie I) en een onbekend gebleven vrouw. Cornelis is overleden na 1607, minstens 47 jaar oud. Cornelis begon een relatie met een onbekend gebleven vrouw.


Kinderen van Cornelis en een onbekend gebleven vrouw:


1. Jan Cornelis van Burgt, geboren ±1580. Volgt III-a.


2. (misschien) Cornelis Cornelisz tot Burgh. Volgt III-b.


III-a mogelijk Jan Cornelis van Burgt is geboren ±1580, zoon van Cornelis Jansz tot Burgh (zie II) en een onbekend gebleven vrouw. Jan is overleden ±1631, ongeveer 51 jaar oud (bron: Raze 4834 fol 18). Jan trouwde met (misschien) Janneke Constants. Zij is geboren ±1590.


Kinderen van Jan en Janneke:


1. Cornelis van Burgt, geboren ±1610 in Burgh. Volgt IV-a.


2. (waarschijnlijk) Jan van Burgt, geboren ±1620. Volgt IV-b.


III-b Cornelis Cornelisz tot Burgh, zoon van (misschien) Cornelis Jansz tot Burgh (zie II) en een onbekend gebleven vrouw. Cornelis is overleden vóór 1655. Cornelis trouwde met (misschien) Jacomijntje Cornelisse.


Kind van Cornelis en Jacomijntje:


1. (misschien) Jan Cornelisse tot Burgh, gedoopt op woensdag 3 februari 1638 in Haamstede. Volgt IV-c.